078 05 05 23
Kies je dier
Kies je dier

Doel van het verificatieonderzoek

De sector pleit al langer voor de herinvoering van het verificatieonderzoek bij pluimvee. Sinds begin 2020 mag er namelijk door een striktere interpretatie van de regelgeving geen verificatieonderzoek meer uitgevoerd worden in België. Voordien kon dat wel aangevraagd worden wanneer een toom positief testte voor een van de te bestrijden serotypen bij leg- of vermeerderingspluimvee. Vaak konden deze onderzoeken de aanwezigheid van Salmonella in een toom niet opnieuw bevestigen. Ook in Nederland, waar vóór 2020 eveneens regelmatig verificatieonderzoek werd uitgevoerd, bleken de verificatieonderzoeken de eerdere resultaten niet altijd te kunnen bevestigen.

Aangezien de maatregelen die worden opgelegd aan bedrijven waar een te bestrijden serotype wordt gedetecteerd, een grote economische impact hebben voor zowel het bedrijf als de sector, is het belangrijk om geen enkele twijfel te hebben over de Salmonella-status van de toom.

 

Wie kan er deelnemen?

Volgende pluimveehouders kunnen deelnemen aan het project wanneer er één van de wettelijk bestreden Salmonella-serotypen wordt gedetecteerd binnen het nationaal Salmonellabestrijdingsprogramma:

  • Leghennenhouders;
  • Houders van vermeerderingsdieren;
  • Houders van opfokkoppels van vermeerderingsdieren en leghennen, met uitzondering van Salmonella-positieve eendagskuikens: deze tomen kunnen niet deelnemen aan de studie.

Deelname aan het verificatieonderzoek gebeurt op vrijwillige basis, en is mogelijk wanneer één van de volgende serotypen wordt teruggevonden:

  • Bij vermeerderingsbedrijven:
    • Salmonella Enteritidis;
    • Salmonella Typhimurium (incl. monofasische varianten);
    • Salmonella Infantis;
    • Salmonella Virchow;
    • Salmonella Hadar;
    • Salmonella Paratyphi B variant Java.
  • Bij legbedrijven:
    • Salmonella Enteritidis;
    • Salmonella Typhimurium (incl. monofasische varianten).

Wanneer één van bovenstaande serotypen wordt gedetecteerd op de genoemde bedrijven, brengt de betrokken lokale controle-eenheid van het FAVV (LCE) de pluimveehouder op de hoogte van het project en de deelnamevoorwaarden. Als de pluimveehouder aan het onderzoek wil deelnemen, ondertekent hij de deelnameverklaring, waarna de LCE DGZ op de hoogte brengt.

 

Welke monsters worden er op het bedrijf genomen?

Van zodra DGZ op de hoogte is, wordt het eerste onderzoek zo snel mogelijk ingepland. Een monsternemer van DGZ bemonstert alle stallen op de locatie en voert enkele administratieve taken uit. 2 weken na het eerste onderzoek herhaalt DGZ deze uitgebreide bemonstering.

  • 8 paar overschoenen (scharrelstal) of 10 mestmonsters (koloniehuisvesting);
  • 2 paar stofmonsters;
  • Drinkwateronderzoek (2 watermonsters en contramonsters);
  • Monstername borstspierweefsel van 5 dieren;
  • Het logboek wordt gecontroleerd op toegediende behandelingen voor alle tomen op de inrichting;
  • De vragenlijst over zoönotische Salmonella die werd opgesteld voor deze veldproef, wordt ingevuld.

De volgende monstername op het bedrijf wordt uitgevoerd door de bedrijfsdierenarts, die de monsters aan het laboratorium van DGZ bezorgt.

  • Bij vermeerderingspluimvee gebeurt dit 14 dagen na het voorgaande onderzoek, ter vervanging van een routinemonstername.
  • Bij leghennen wordt de monstername 4 tot 6 weken na het laatste verificatieonderzoek

Tot slot wordt er 3 weken voor de slacht een uitgebreide uitgangscontrole uitgevoerd op het initieel positieve beslag van het bedrijf, waarbij er 300 kippen worden opgehaald om Salmonella-analysen uit te voeren op de blindedarminhoud.

 

Meer weten?

Wil je meer weten over het verificatieonderzoek Salmonella?  Met vragen kun je steeds terecht bij jouw bedrijfsdierenarts of de helpdesk van DGZ. Onze helpdesk kun je bereiken op het nummer 078 05 05 23 of mailen naar helpdesk@dgz.be.