078 05 05 23

Welke dieren moeten bemonsterd worden en hoe gebeurt dit?

 
Minstens alle lacterende dieren moeten individueel bemonsterd worden. Bij inschrijving kies je tussen volgende twee bemonsteringswijzen: 

  1. Je laat alle bemonsteringen uitvoeren door je dierenarts, of
  2. Je laat de onderzoeken van de lacterende koeien uitvoeren op je MPR-koemelkmonsters (melkproductieregistratie CRV). Andere runderen kan je laten bemonsteren door je dierenarts.

DGZ zendt bij het begin van het werkjaar of binnen de week na inschrijving, per e-mail een bemonsteringslijst naar de bedrijfsdierenarts en de veehouder. Zo weet de dierenarts perfect welke monsters hij of zij moet afnemen.

Wanneer moeten de monsters genomen worden?  

 
De monsters worden jaarlijks of tweejaarlijks afgenomen naargelang het opvolgingsniveau van het deelnemende beslag:

  • Niveau A: bedrijf met een laag risico op aanwezigheid van ziektekiemen in de melk:
    wordt tweejaarlijks serologisch onderzocht en geëvalueerd.
  • Niveau B: bedrijf met een gematigd risico op aanwezigheid van ziektekiemen in de melk:
    wordt jaarlijks serologisch onderzocht en geëvalueerd.
  • Niveau C: bedrijf met een risico op aanwezigheid van ziektekiemen in de melk.
    wordt jaarlijks serologisch onderzocht en geëvalueerd.
    Opmerking: een C-bedrijf kan bij de eerstvolgende onderzoeken geen beroep doen op financiële steun van het Sanitair Fonds.

Alle monsters worden afgenomen en aan het onderzoekende laboratorium AFGELEVERD tussen 1 november en 30 april van het lopende werkjaar. Bemonsteringen kunnen gespreid worden over de volledige bemonsteringsperiode. Hierdoor kan je bemonsteringen voor paratuberculose eventueel combineren met andere bemonsteringen.


Hoe lever je de monsters af in het laboratorium? 

 
De monsters moeten vergezeld zijn van een analyseaanvraagformulier met vermelding ‘PARATB-SCREENING’. De afgeleverde monsters moeten ook eenduidig geïdentificeerd zijn met de volledige werknummers (inclusief landcode) van de betrokken runderen.

Wanneer wordt het opvolgingsniveau voor je beslag bepaald? 

 
Op basis van de onderzoeksresultaten wordt het opvolgingsniveau voor je beslag bepaald: A, B of C. Dit gebeurt vanaf juni.

Deelnemers die vóór het einde van de bemonsteringsperiode reeds alle dieren hebben bemonsterd én volledig seronegatief zijn of alle seropositieve dieren hebben opgeruimd, kunnen indien gewenst ook vroeger hun opvolgingsniveau laten bepalen. Dit op eenvoudige vraag via de helpdesk van DGZ: tel. 078 05 05 23 of e-mail helpdesk@dgz.be.